Legende: De zwaneridder van Nijmegen

In het begin van de achtste eeuw leefde er een.graaf van Kleef, die Diederik heette. Hij stierf in het jaar 713 en liet alleen een dochter na om hem op te volgen.

Beatrix heette die dochter.
Beatrix kreeg het meteen moeilijk. Haar buren wilden te maar al te graag haar land hebben. Daarom zochten zij naar redenen om haar de oorlog te verklaren. Twee jaar nadat haar vader was overleden volgde de ene aanval op de volgende.

Beatrix vluchtte naar haar burcht in Nijmegen. Hier kon ze zich tot het laatste toe het beste verdedigen. Al snel was de burcht omsingeld en kon en niemand in of uit. De ene aanval volgde op de volgende. Toch gaven de strijders van Beatrix niet op. Al snel werd het voedsel schaars en het aantal krijgers werd minder. Ook het drinkwater was bijna op. Na een aantal weken waren haar strijders zwak geworden, maar ze hielden goede moed. De dag dat de burcht zou vallen kwam snel naderbij. Haar mannen waren te zwak om een volgende aanval te kunnen weerstaan.

Langzaam beklom Beatrix die morgen de wenteltrap in haar hoogste toren. Voor de laatste keer wilde ze kijken over haar land. Voor de laatste keer ging ze kijken waar de aanval vandaan zou komen.
Beatrix keek naar haar land. Het zag er zo mooi uit en ze kende ieder plekje erg goed. De lucht was blauw. Daar zag ze rookwolken uit het kamp van de vijand. Iets verder trok een legergroep naar het bos toe. Gingen ze terug? Langs de rivier waren geen soldaten meer zichtbaar. Zouden de vijanden het opgeven? Zou haar droom uitkomen? Nee, dat niet, ze kwamen vast weer terug. Haar land was voor hen te belangrijk om de strijd op te geven. Er was geen hoop, snel zou de volgende aanval komen en die zouden ze gaan verliezen.

Vannacht had ze ook gedroomd. Haar burcht had in brand gestaan en een ridder had haar gered en toen hij kwam verdween het vuur. Toen was ze gered, maar de werkelijkheid was anders.

Beatrix keek nu naar de rivier. Als een mooi zilveren lint kronkelde het door het landschap. De rivier glansde in de zon, net zoals het leven vroeger was toen haar vader nog leefde. Nu was het leven donker en zwaar. Nog even en dan was het voorbij. Alleen in haar dromen was het leven nog mooi. Ja, de rivier was nog mooi, net als vroeger.

Wat zag ze daar, het leek wel een lichtflits. Op de plek was de rivier zo wit als sneeuw geworden en die plek kwam dichterbij. Hoe kon dat nu? Wat kon het zijn, het was niet een zonnestraal die fel weerkaatst werd. Nu het dichtbij was kon Beatrix zit dat het 2 plekken waren. De eerste was sneeuwwit en de tweede was zilver van kleur. Beatrix knipperde eens met haar ogen, was ze aan het dromen. De plekken kwamen dichterbij en nu kon ze het beter zien. Het was een grote witte zwaan met daarachter een bootje. In het bootje zat een ridder met een glimmend pak aan. Die ridder kende ze! Die had ze ook in haar droom gezien! De ridder zag er schitterend uit. Zijn zwaard had in de zon een gouden glans en zijn schild was van zilver met een gouden kruis erop. Om de schouder droeg hij een jachthoorn en aan zijn vinger schitterde een grote diamant.

Terwijl Beatrix naar beneden liep hoorde ze veel lawaai. Snel keek ze door een raam naar buiten en zag dat de vijand een aanval onder nam. “Te wapen”, riep ze naar haar mannen.

Snel erna hoorde ze het geluid van een jachthoorn en ze zag hoe de ridder haar mannen te hulp kwam. Zijn zwaard schitterde in de zon en ze zag hoe hij de aanvallers doodde. De mannen in de burcht kregen goede moed, dankzij de hulp van de ridder en zij waagden een uitval. Beatrix liep met hen mee naar buiten en moedigde haar mannen aan. Ze vijand sloeg op de vlucht en wederom klonk de hoorn.

Ridder en Jonkvrouw
Even later kwam de ridder naar Beatrix toe en hij boog zich voor haar neer. “Jonkvrouw, ik ben Elias en ik ben gekomen om u te beschermen.” Beatrix antwoordde:”ik dank u voor uw hulp en u bent welkom. Ik heb eerder ontmoet in mijn dromen.”

Niet veel later was er een bruiloft op de burcht en Elias versloeg al de overige vijanden van Beatrix. Hij was een groot krijger en het landgoed Kleef kreeg veel macht en aanzien. Voordat ze trouwden vroeg Elias Beatrix hem nooit te vragen naar zijn afkomst. Als zij dit wel deed zou hij haar moeten verlaten, iets wat hij niet wilde. Beatrix beloofde hem dat en zo kwamen er vele jaren van geluk. Beatrix en Elias kregen drie zonen: Diederik, Godfried en Koenraad. Het werden drie flinke en goede jongemannen.

Na vele jaren kreeg Beatrix steeds meer vragen over de afkomst van Elias. Het geheim werd haar steeds vragen en iedere dag kwamen er meer vragen. Wie was de vader van haar zonen? Iedere keer dwong Beatrix de vragen terug, maar dit werd steeds moeilijker. Ze veranderde in een stille vrouw en de lach in haar ogen verdween. Steeds vaker keek ze dromend voor zich uit. Elias zag dit gebeuren en begreep wat er aan de hand was. Hij bad iedere dag of Beatrix hem niet zou gaan vragen naar zijn verleden. Want als dit gebeurde had hij niet de kracht om bij haar te kunnen blijven.

Toch kwam op een dag de vraag. “Zou je….. Elias drukte snel zijn hand op haar mond en Beatrix zweeg. De vraag bleef echter in haar hoofd zitten en de volgende avond legde ze haar hoofd op zijn borst en vroeg:”Zou je onze kinderen niet kunnen zeggen, waar hun vader vandaan is gekomen?” Direct daarna was Elias weg!

Elias! Elias! Beatrix liep naar het raam en keek naar de rivier. Daar stroomden twee plekken van haar vandaan. De één was wit als sneeuw en de ander zilver van kleur. Elias! Elias! Elias kwam niet terug en met een hart vol spijt en verdriet bleef Beatrix de hele avond en nacht naar de rivier kijken. Sinds die avond was al het licht in haar leven verdwenen.

Beatrix ging in een toren vlak bij de rivier wonen. Vaak klom ze naar boven om te kijken of Elias niet terug kwam. Dit gebeurde niet. Haar schoonheid verdween en ze stierf een aantal jaren later.

Na haar dood zeiden de mensen dat ze ’s nachts door de toren liep om te kijken naar de rivier. Men was bang om in het donker naar de toren te kijken en men sprak over de Witte Vrouw van de Zwanetoren.

De zonen van Beatrix en Elias kregen veel aanzien.
Diederik werd de nieuwe graaf van Kleef en hij erfde het gouden zwaard en zilveren schild. Godfriend werd graaf van Loen en erfde zijn vaders jachthoorn. Koenraad werd de stamvader van de graven van Hessen en droeg de flonkerende ring met diamant.


Bronvermelding:
http://www.beleven.org/verhaal/de_zwaneridder_van_nijmegen